Vleermuis-/gierzwaluwverblijf onder dakpannen

GZ005 V009B

Verblijfplaatsen worden gerealiseerd door ruimte te maken tussen dakpannen en dakbeschot.

Algemeen

Beschrijving van de maatregel

Door het dakvlak en toegang via de kopgevel te behouden of herstellen kunnen verblijfplaatsen of potentiële verblijfplaatsen voor diverse vleermuissoorten behouden blijven.

Het behoud kan gedaan worden door het dakvlak van binnenuit te versterken en/of isoleren en het dakvlak en geschikte invliegopeningen in de kopgevel tot het dak te behouden. Hoewel de isolatie van binnenuit iets verandering brengt in het microklimaat is er hier geen sprake van grote verandering. De verblijfplaats blijft dus grotendeels in zelfde omstandigheden behouden.

Herstel van het dakvlak kan toegepast worden als het dak van buiten versterkt wordt. In zo’n geval kan het nieuwe dakvlak hersteld worden om te zorgen dat deze in de toekomst weer toegankelijk is voor vleermuizen. Bij dergelijke ingreep kan het microklimaat wel ernstiger veranderen. Dit kan ondervangen worden door voor vleermuizen ook toegang te maken naar andere gebouwdelen zoals spouwruimtes.

Belangrijk bij deze maatregel is dat de kopgevels geschikte invliegopeningen hebben, door bijvoorbeeld overstekende dakpannen (o.a. betonnen sneldekpannen). Indien dit niet zo is, dienen deze gemaakt te worden. Door het gehele dakvlak te behouden, kunnen vleermuizen de meest geschikte plek wat betreft klimatologische omstandigheden kiezen. Het is hierbij wel van belang dat er aandacht wordt besteed aan de functionaliteit van het dakvlak. Behoud van het dakvlak aanzicht garandeert geen behoud van functionaliteit. Om te zorgen voor extra variatie in microklimaat kan de maatregel gecombineerd worden met andere gebouwdelen zoals:
– Spouwmuur
– Zolderruimte

Bij de mitigatie willen we nestplekken aanbieden die elk jaar geschikt zijn voor gierzwaluwen om jongen groot te brengen. Nestplekken onder daken zijn dat niet. Voor meer toelichting, zie de pagina van de gierzwaluw en maatregel gierzwaluwpannen.

Doelsoorten

Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis en gierzwaluw

Gebruiksadvies

Vleermuizen
Positief, toepassen (voorkeursmaatregel).

Gierzwaluw
Vanwege oververhitting van nesten onder dakpannen wordt het gebruik van deze maatregel sterk afgeraden.  

Doelsoort en functionaliteit

Gewone dwergvleermuis

Functie Functionaliteit Status
Zomerverblijf en paarverblijf ++
Bewezen in bestaande situatie
Kraamverblijf ++
Bewezen in bestaande situatie
Winterverblijf (mits vorstvrij) -
Bewezen in bestaande situatie

Ruige dwergvleermuis

Functie Functionaliteit Status
Zomerverblijf en paarverblijf ++
Bewezen in bestaande situatie
Winterverblijf (mits vorstvrij) +
Bewezen in bestaande situatie

Gewone grootoorvleermuis

Functie Functionaliteit Status
Zomerverblijf +
Bewezen in bestaande situatie
Kraamverblijf +
Bewezen in bestaande situatie

Laatvlieger

Functie Functionaliteit Status
Klein/Groot zomerverblijf ++
Bewezen in bestaande situatie
Kraamverblijf ++
Bewezen in bestaande situatie

Meervleermuis

Functie Functionaliteit Status
Zomerverblijf (alleen i.c.m. spouwmuur) +
Bewezen in bestaande situatie
Kraamverblijf (alleen i.c.m. spouwmuur +
Bewezen in bestaande situatie

Gierzwaluw

Functie Functionaliteit Status
Nestplek Niet functioneel
Wetenschappelijk aangetoond

Fysieke richtlijnen

Maatvoering

Vleermuizen
Gelieve het gehele dakvlak, maar minimaal de volgende maten:
Gewone/Ruige dwergvleermuis:
– Zomer-, paar- en kraamverblijf: minimaal 15 m2

Meervleermuis:
– Zomer- en kraamverblijfplaats minimaal 15 m3(let op kubieke meter)

Laatvlieger:
– Zomerverblijfplaats: minimaal 25 m2
– Kraamverblijfplaats: minimaal 250 m2

Bovenstaande maten kunnen ook gehaald worden door met meerdere lagen te werken of maatregelen te combineren (bijvoorbeeld toegang tot spouwmuur en/of zolderruimte).
Minimale diepte hangplek/gebruikruimte:
– Gewone dwergvleermuis/ruige dwergvleermuis: 17-30 mm
– Meervleermuis: 25-35 mm
– Laatvlieger: 25-30 mm

Klein zomerverblijf/balts- en paarverblijf:
– Gewone dwergvleermuis: minimaal 0,35 m2;
– Laatvlieger: minimaal 25 m2
– Meervleermuis: minimaal 15 m2

Groot verblijf/kraamverblijf:
– Gewone dwergvleermuis: minimaal 15-20 m2
– Baardvleermuis: minimaal 25 m2
– Laatvlieger: minimaal 250 m2

Gierzwaluw
Gehele dakrand aan kopgevels waarbij de eerste drie (verticale rijen) dakpannen toegankelijk zijn (of geheel dak)
– Minimaal 30-50 mm tussen dakvlak en dakpannen
– Niet een deel van het dak afzetten voor de gierzwaluw i.v.m. oververhitting (ventilatie mogelijkheden).

Toelichting

*1. Deze maatvoeringen zijn tot stand gekomen in een studie naar afmetingen van bestaande verblijfplaatsen. De afmetingen hebben een ruime foutmarge. Kleinere verblijfplaatsen hebben ook potentie, maar hiervoor is geen wetenschappelijke onderbouwing. *2. Door gebouwruimtes te combineren wordt meer variatie in microklimaat geboden zodat vleermuizen de meest optimale locatie kunnen kiezen bij wisselende weersomstandigheden.

Invliegopening

Vleermuizen
Invliegopeningen door nokpan en/of kantpannen over te laten steken op dakrand, hierdoor wordt de ingang sneller ontdekt. In geval van bestaande verblijfplaats: invliegopeningen gelijkend en op dezelfde locatie als bestaande invliegopeningen.

Maten invliegopeningen:
– gewone dwergvleermuis/ruige dwergvleermuis: 17-20 mm hoog; 50-100 mm breed of gehele dakrand breed
– Gewone grootoorvleermuis: 17-20 mm hoog; 50-100 mm breed of gehele dakrand breed
– Laatvlieger: 20-30 mm hoog, 50-100 mm breed of gehele dakrand breed
– Meervleermuis: 25-35 mm hoog, 50-100 mm breed of gehele dakrand breed

Gierzwaluw
Voor gierzwaluwen dient over de gehele dakrand de dakpannen 30-35 mm over te steken. Indien niet mogelijk meerdere invliegopeningen van 35 mm bij 70 mm verspreid over hele dakrand. Invliegopeningen dienen op zelfde locatie te zitten en gelijkend te zijn als reeds bestaande invliegopeningen. Indien de hele dakrand toegankelijk is, kunnen meerdere gierzwaluwen bij elkaar broeden (gierzwaluw is een koloniebroeder) en is er meer ventilatie dat bij (extreem) warm weer voorkomt dat het aan de dakrand te heet wordt.

Locatie

Dakruimte i.c.m. invliegopening(en) aan de kopgevel

Hoogte

De maatregel moet op een hoogte hoger dan 3 meter ten opzichte van het maaiveld. Indien niet mogelijk (bijvoorbeeld doordat nok lager dan 3 meter is) is terugvaloptie 2,5 meter. Let op: maatregel is dan ongeschikt voor gierzwaluw.

Toelichting

I.v.m. roofdieren (kat, steenmarter).

Verlichting

Geen directe verlichting op invliegopening.

Toelichting

Vleermuizen mijden verlichting.

Beplanting

Uitvliegroute vrij van obstakels als takken of bomen. Voldoende opgaand groen als foerageergebied en/of vliegroute in de omgeving van de verblijfplaats.

Toelichting

Een vleermuisvriendelijke omgeving kan de toegankelijkheid van verblijfplaatsen verbeteren.

Materiaal

In geval van behoud (isolatie/versterking van binnenuit):
– Behoudt huidige omstandigheden en materiaal in dakvlak zoals dakpannen en dakbeschot (houten dakbeschot)
– Geen toepassing van damopenfolies of isolatiemateriaal in het dakvlak (enkel isoleren van binnenuit), vleermuizen kunnen verstrikt raken in wol of gerafelde folies.

In geval van herstel (isolatie/versterking van buitenuit):
– Dek dampopenfolies af met dunne multiplexplaat of fijn kunststof gaas of gebruik vleermuisvriendelijke dampopenfolies
– Dek gladde dakplaten af met ruw materiaal voor voldoende grip (bijvoorbeeld gripgaas of een dunne multiplexplaat

Specifiek voor invliegopening:
– Landingsplek invliegopening van ruw materiaal (voldoende grip) zoals steen of hout, geen glad kunststof

Dakbedekking:
– In geval van laatvliegers: bij voorkeur betonnen sneldekpannen

Toelichting

Vleermuizen en gierzwaluwen dienen voldoende grip te hebben om nestplek/verblijfplaats te bereiken.

Optimalisatie

– In geval van zomerverblijf laatvlieger toegang tot open spouw aan te raden, zie Opening naar spouwmuur. In geval van meervleermuis en kraamkolonie laatvlieger toegang tot open spouw verplicht. Voor andere soorten kan toegang tot de spouwruimte extra variatie in microklimaat bieden waardoor het verblijf grotere kans heeft om functioneel te zijn. Openingen creëren naar zolderruimte, zie Vleermuisverblijf in zolderruimte.

Toelichting

Op deze wijze kunnen vleermuizen bij extreem warm weer verplaatsen naar de koelere spouwruimte of koelere plekken op de zolderruimte.

Leveranciers

Geadviseerde producten

GG2 Unitura | Gripgaas voor grip/bescherming dak
DVF1 Unitura | Batsafe vleermuisvriendelijk dampopen folie

Bronvermelding

Websites

Website: NABU (Naturschutzbund)/ 10/8/18 | Voorbeeld gebruik maatregel in Duitsland | Gebruikt als basisinfo en erkenning.

Website: TOP7EVEN/ 17/09/18 | Informatie afmetingen en prijs kunststof gaas |Gebruikt als basisinfo.

Artikelen en publicaties

Artikel: Gierzwaluw nader bekeken Wortelboer, 2015 | Informatie over broedsuccesvan nestplekken onder daken | Gebruikt als indicatie voor functionaliteit.

Artikel: Hoekstra, van der Lelie & Schröder, 2023 | Temperatuur in inbouw-nestkasten voor gierzwaluwen. Limosa 96, 72-80 | Gebruikt als indicatie voor temperatuur in nestkast. 

Artikel: Hoekstra & van der Lelie, 2021 | Temperaturen in gierzwaluw-neststenen | Gebruikt als indicatie voor temperatuur in nestkast.

Artikel: Gierzwaluw in Amersfoort | Gruttens, 2017 Informatie over nestplekken in daken | Gebruikt als indicatie voor functionaliteit en basisinfo.

Rapport: Gierzwaluwen regio Amsterdam | De Jong & Wonders, 2018 Informatie over nestplekken in daken | Gebruikt als indicatie voor functionaliteit en basisinfo.

Artikel: 20 jaar gierzwaluwen inventariseren Noordwijk | Verkade et al., 2015 Informatie over nestplekken in daken | Gebruikt als indicatie voor functionaliteit en basisinfo.

Artikel: over nestplekken gierzwaluwen Italië | Colombi & Galeotti, 1993 |  Informatie over nestplekken in daken | Gebruikt als indicatie voor functionaliteit.

Artikel:  Damant & Dickins, 2015 | Informatie over negatieve effecten dampdoorlatende folies en tegenmaatregel (kunststof gaas) | Gebruikt als basisinfo.

Boek: Ecology and Conservation of bats in villages and towns | Simon et al., 2004 | Informatie over gebruik verblijfplaats in bestaande situatie | Gebruikt voor functie indicatie en als basisinfo.

Artikel: Hoksberg, 2022 | Informatie over succesvol herstel van dakruimte voor kraamkolonie laatvlieger | Gebruikt voor functie indicatie en als basisinfo.

Artikel: Zwerver, 2017 | Informatie over succesvol herstel van dakruimte voor kraamkolonie laatvlieger | Gebruikt voor functie indicatie en als basisinfo.

Artikel: Kraaijeveld, 2014 | Informatie over gebruik dakruimtes als verblijfplaats door laatvlieger | Gebruikt voor functie indicatie en als basis info.

Artikel: Nienhuys, 2014 | Informatie over sneldekpannen t.b.v. laatvliegers | Gebruikt als basis info

Rapport en bijlagen: Schillemans et al., 2021 | Informatie over effectiviteit en maatvoering | Gebruikt als informatie voor maatvoering en functie indicatie.

Voorbeeld foto's