Opening naar spouwmuur

V001

Voor gebouwbewonende vleermuissoorten zijn spouwmuren waardevolle verblijfplaatsen. Spouwmuren kunnen zeer uitgestrekt zijn met veel verschillende microklimaten. Door deze spouwmuren toegankelijk te maken ontstaan er mogelijkheden voor verschillende type verblijfplaatsen voor vleermuizen.

Algemeen

Beschrijving van de maatregel

Het toevoegen van openingen in de spouwmuur geeft vleermuizen een toevlucht in de achterliggende spouwmuur. Dit gaat om het open maken van de bestaande luchtspouw op plekken waar geen isolatie in de spouw wordt aangebracht of plekken waar voldoende ruimte is tussen de isolatie en het buitenblad. Denk hierbij aan locaties zoals in de nok van een kopgevel, bij een blinde zolder, trappenhuizen, schoorstenen en dakrandopstanden. Doordat spouwruimtes weer toegankelijk zijn kunnen vleermuizen zelf de meest optimale klimatologische omstandigheden in de spouw opzoeken.

Om te zorgen voor voldoende variatie in microklimaat is het belangrijk om toegang tussen
spouwdelen in verschillende windrichtingen te realiseren zodat vleermuizen zich naar
verschillende delen van de spouw kunnen verplaatsen naar gelang de weersomstandigheden.
Ook verbindingen naar tussenspouw kunnen potenties geven naar plekken met stabiele
temperatuur.

Daarnaast kan variatie in microklimaat aangebracht worden door de verblijfplaats in de spouw te
verbinden met andere gebouwdelen zoals:

– Dakvlak
– Zolderruimte
– Boeiboorden
– Gevelbetimmering
– Inbouwkast

Let op:

Deze maatregel is niet geschikt als er mogelijk nog na-isolatie van de spouw gaat plaats vinden!

Doelsoorten

Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger,
meervleermuis.

Gebruiksadvies

Toepassen (Voorkeursmaatregel).

Doelsoort en functionaliteit

Gewone dwergvleermuis

Functie Functionaliteit Status
Klein/groot zomerverblijf ++
Bewezen in bestaande situatie
Kraamverblijf + bij oorspronkelijke spouw
Bewezen in bestaande situatie
Massa-Winterverblijf + bij oorspronkelijke spouw
Bewezen in bestaande situatie

Gewone grootoorvleermuis

Functie Functionaliteit Status
Klein zomerverblijf +
Bewezen in bestaande situatie

Laatvlieger

Functie Functionaliteit Status
Zomerverblijf +
Bewezen in bestaande situatie
Kraamverblijf + bij oorspronkelijke spouw
Bewezen in bestaande situatie
Winterverblijfplaats + bij oorspronkelijke spouw
Bewezen in bestaande situatie

Fysieke richtlijnen

Maatvoering

Zorg dat een zo groot mogelijk deel van de spouw toegankelijk is. Hoe groter de spouw, hoe meer wegkruipmogelijkheden en potenties een spouw biedt in verschillende weersomstandigheden (buffering). Indien het niet mogelijk is om grote delen van de spouw toegankelijk te maken, gelden de volgende minimum oppervlaktes:

Gewone en ruige dwergvleermuis
– Zomer-, paar-, winterverblijf: Minimaal 15 m2
– Kraamverblijf: Minimaal 15 m2
– Massawinterverblijf: Gehele spouwmuur

Gewone grootoorvleermuis:
– Zomer-, paarverblijfplaats, kraamverblijfplaats: Minimaal 15 m2

Laatvlieger:
– Zomer-, paarverblijfplaats: Minimaal 25 m2
– Kraamverblijfplaats: Minimaal 25 m2
– Bovenstaande maten kunnen ook gehaald worden door maatregelen te combineren met andere verblijfsruimtes

Diepte hangplek/minimale spouwdiepte per soort:
– Gewone dwergvleermuis: 17-30 mm
– Ruige dwergvleermuis: 17-30 mm
– Gewone grootoorvleermuis: 17-30 mm
– Laatvlieger: 25-30 mm
– Meervleermuis 25-35 mm

Toelichting:

Deze maatvoeringen zijn tot stand gekomen in een studie naar afmetingen van bestaande verblijfplaatsen. De afmetingen hebben een ruime foutmarge. Kleinere verblijfplaatsen hebben ook kans van slagen, maar hiervoor is geen wetenschappelijke onderbouwing.

Invliegopening

Invliegopening kan gerealiseerd worden door het aanbrengen van:
– Entreesteen
– Open stootvoegen

Indien er sprake is van bestaande invliegopeningen deze behouden of gelijkend terugbrengen (zelfde locatie en vorm). Hierdoor is de kans op (snelle) in gebruik name groter. De vleermuizen kennen deze openingen.

Minimaal aantal invliegopeningen als in bestaande situatie of (indien er geen sprake is van bestaande situatie) minimaal 3 invliegopeningen per gevel .

Invliegopeningen op kenmerkende plekken zoals onder dakranden of uitstekende sierlijsten. Vleermuizen verkennen deze openingen vaak.

Maten invliegopeningen per soort:
– Gewone dwergvleermuis/ruige dwergvleermuis: 17-20 mm (h) bij 50-100 mm (b)
– Gewone grootoorvleermuis: 17-20 mm (h) bij 50-100 mm (b)
– Laatvlieger: 20-30 mm (h) bij 50-100 mm (b)
– Meervleermuis: 25-35 mm (h) bij 50-100 mm (b)

Toelichting

Indien er invliegopeningen voor meerder soorten gemaakt worden, maten van de grootste doelsoort aanhouden.

Locatie

De locatie van de maatregelen is bij voorkeur op verschillende windrichtingen, waarvan minimaal 1 zuid, west of zuidwest expositie heeft. Door gevels met elkaar te verbinden, ontstaat de mogelijkheid voor verplaatsing naar andere gevel (microklimaat).

Invliegopeningen in ieder geval bij kopgevels.

Toelichting

Kopgevels lijken vaker gebruikt te worden door o.a. laatvlieger.

Hoogte

De hoogte van de maatregel is > 3 meter, boven vlak oppervlak (maaiveld of plat dak)

Bij lage bebouwing (bijvoorbeeld arbeidershuisjes) minimaal 2,5 meter aanhouden

Toelichting

I.v.m. roofdieren (kat, steenmarter).

Verlichting

Geen directe verlichting op invliegopening en/of vliegroutes rondom de verblijfplaats.

Toelichting

Vleermuizen mijden verlichting; indien toch verlichting gebruikt wordt, vleermuisvriendelijke verlichting toepassen en direct aanstralen of lichtuitstraling van invliegopeningen vermijden.

Beplanting

De uitvliegroute moet vrij zijn van obstakels zoals takken of bomen. Ook moet er voldoende opgaand groen zijn als foerageergebied en/of vliegroute in de omgeving van de verblijfplaats.

Indien groen verwijderd wordt in de omgeving dient deze teruggebracht te worden om vliegroutes naar verblijfplaats te behouden.

Toelichting

Op deze wijze blijft of wordt het verblijf toegankelijk.

Windrichting

Bij meerdere voorzieningen zorgen voor variatie in windrichting.

Toelichting

Variatie in microklimaat (bezonning).

Materiaal

Het materiaal moet bestaan uit ruwe (ademende) materialen met voldoende grip,. Geen glad beton, folie, kunststof, volkern, of glad hout en niet geverfd. Dampopen folies en/of isolatiemateriaal afdekken met dunne multiplexplaat of fijn kunststof gaas (maaswijdte niet groter dan 2 mm) of vleermuisvriendelijke dampopenfolies.

Ruwe materialen zorgen voor voldoende grip voor vleermuizen om te landen en te hangen.

Toelichting

Vleermuizen kunnen verstrikt raken in wol of gerafelde folies.

Optimalisatie

Optimaliseren door het creëren van een opening naar vrije dakruimte/zolder en toegang creëren naar de tussenspouw.

Toelichting

Door toegang naar verschillende ruimtes zoals dakvlakken of tussenspouw te creëren kunnen vleermuizen de meest optimale plek wat betreft microklimaat uitkiezen en intern verhuizen bij (snel) veranderende weersomstandigheden.

Leveranciers

Entreestenen

Entreesteen VMPM4 Unitura
Unitura
Entreesteen IB VL 03
Vivara Pro
Entreesteen IB VL 09
Vivara Pro

Producten voor in de spouw

Gripgaas GG2 Unitura
Unitura
Batsafe vleermuisvriendelijk dampopen folie, TLX via Unitura
Unitura

Bronvermelding

Websites

Website: Vivara Pro | Entreesteen | Voorstel standaard gebruik.

Website: NABU (Naturschutzbund)/10/8/18 | Voorbeeld gebruik maatregel in Duitsland | Gebruikt als basisinfo en erkenning.

Website: TOP7EVEN/ 17/09/18 | Informatie afmetingen en prijs kunststof gaas | Gebruikt als basisinfo.

Website: Unitura | Prijzen materiaal | Voorstel standaard gebruik

Artikelen en publicaties

Artikel: Damant & Dickins 2015 | Informatie over het nadelig gebruik van dampdoorlatende folies en aanvullende maatregel (kunststof gaas) | Gebruikt als basisinfo.

Ecology and Conservation of bats in villages and towns (boek) : Simon et al., 2004 | Informatie over gebruik van spouwruimtes als verblijfplaats door diverse soorten | Gebruikt als indicatie voor effectiviteit

Kennisbijeenkomst na-isolatie en renovaties vleermuizen: RVO, 04/11/21 | Informatie over de effecten en mogelijkheden van na-isolatie en renovaties voor vleermuizen | Gebruikt als basis informatie

Artikel: Kraaijeveld | 2014 Informatie over gebruik verblijfplaats door laatvlieger | Gebruikt als indicatie voor functionaliteit

Artikel: Korsten & Schillemans | 2020 Informatie over effecten van na-isolatie & vermelding over kraamverblijf laatvliegers in spouwruimte | Gebruikt als indicatie voor toepassen maatregel en indicatie functionaliteit

Rapport + bijlage (soortfiches): Schillemans et al., 2021 | Informatie over maatvoeringseisen ten aanzien van verschillende soorten | Gebruikt als maatvoering en indicatie functionaliteit