Kerkuil

Tyto alba

De kerkuil is een opvallende uil door zijn hartvormige gezicht. Er zijn twee kleurvariaties, de witte en donkere vorm (BIJ12, 2017).

Kwetsbare perioden

De kerkuil kent de volgende kwetsbare perioden:

  • Nest als voortplantingsplaats, meest kwetsbare periode: februari t/m juli. Bij (zeer) muizenrijke jaren ook augustus t/m half december.
  • Nest als verblijfplaats, kwetsbare periode: jaarrond

De onderkant van zijn vleugels is licht gekleurd. Zijn rug is roestkleurige met grijze vlekken en stipjes. De buik van de kerkuil is beige en heeft meestal veel stipjes. Er zijn tweekleurvariaties, de witte en donkere vorm. Kerkuilen worden ongeveer 35 centimeter groot. Kerkuilen zijn echte standvogels. Als ze eenmaal gevestigd zijn leven ze lang in hetzelfde gebied (BIJ12, 2017; Sovon, z.d.).

Beschermingsstatus

De kerkuil is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming. De soort is opgenomen in Bijlage II van de Vogelrichtlijn. De kerkuil staat vermeld op de lijst met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Op deze lijst vallen de nesten van kerkuil in de meeste provincies onder categorie 3: ‘zeer honkvaste broeders of afhankelijk van bebouwing (geen kolonie) ’. De kerkuil staat als kwetsbaar vermeld op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels (BIJ12, 2017).

Habitat

Voortplantingsgebied
De kerkuil is een soort die voorkomt in cultuurland met gras- en bouwlanden die begrensd worden door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes. Ze worden zelden aangetroffen in bossen. Kerkuilen broeden vaak in oude schuren van boerderijen, incidenteel ook in steden (BIJ12, 2017, Sovon, z.d.).

Rust- en verblijfplaatsen
De kerkuil gebruikt een aantal vaste plekken in zijn territorium als nest of rustplaats. De plekken kunnen op enkele honderden meters afstand van elkaar liggen. De kerkuil is flexibel in het wisselen van vaste plek. Het is daarbij wel essentieel dat het aanbod aan geschikte plekken groot genoeg is. Dit aanbod wordt voornamelijk gevormd door de ongeveer 15.000 kerkuilenkasten die zich in Nederland bevinden. Kerkuilen broeden vooral in hoge, donkere en tochtvrije delen van boerenschuren, kerken, kastelen en torens. De kerkuil broedt tegenwoordig in 90% van de gevallen in nestkasten die in deze gebouwen zijn geplaatst (BIJ12, 2017).

Eisen verblijfplaatsen

  • Invliegopening dient minimaal 15 x 15 cm hoog te zijn.
  • Minimale maatvoering is 70 cm x 40 cm x 45 cm.
  • De nestkast dient in een schuur of ander gebouw geplaatst te worden en niet aan de buitenkant van een gebouw of in een boom.
  • Kast dient op een donkere tochtvrije plek geplaatst te worden.
  • Er mag geen verlichting in de omgeving van de kast zijn.
  • De kast mag niet in 250 m afstand van een snelweg worden geplaatst (BIJ12, 2017).

Kwetsbare perioden

De kerkuil kent de volgende kwetsbare perioden:

  • Nest als voortplantingsplaats, meest kwetsbare periode: februari t/m juli. Bij (zeer) muizenrijke jaren ook augustus t/m half december.
  • Nest als verblijfplaats, kwetsbare periode: jaarrond (BIJ12, 2017).

Andere gebruikte bronnen

Sovon (z.d.)

Gerelateerde maatregelen